Mijn verhaal

Now you see me

Ik verander binnenkort naar een andere site:

https://faithhopeandlove2017.wordpress.com

Studeren is geen afleiding maar een confrontatie

Ik wilde sinds juni hierover schrijven maar ik heb nooit de moed gehad tot vandaag. 

Toen vanmorgen een goeie vriendin vroeg hoe het echt met mij gaat. 
Waarom heb ik dit niet eerder geschreven?
Het is niet altijd gemakkelijk om voor de computer te gaan zitten en te schrijven over de realiteit. Ik moet mij steeds opnieuw mentaal voorbereiden op de confrontatie met hoe mijn leven er nu uitziet.

En dat is hetzelfde met mijn studies...
Het was de 2de dag dat ik fysiek aanwezig was op school. Een maandag namiddag, ik zat midden in het auditorium. Zo ongeveer in het midden van een rij luisterende studenten. 
Professor Ducatelle gaat van start met een nieuw stuk nl. 'de veranderingen die het lichaam ondergaat na de dood'. 
Over hoe snel het lichaam stijf wordt en het bloed de bloedvaten verlaat. De bacteriën die zich ongeremd beginnen te vermenigvuldigen en al snel doorheen de darmwand dringen.
Er zaten zowat 100 studenten rondom mij maar het enige wat ik voor ogen had, was mijn zus begraven zowat drie meter onder te grond. Alleen in een kist. Weg te verteren.
Ik heb de rest van de les met mijn ogen dichtgezeten en mijn oren dicht geduwd.

Vol goeie moed ging de volgende les van start nl. veterinaire volksgezondheid. Die les bespraken we de term 'risicoanalyse' met alles erop en eraan. De professor wilde dit aan de hand van een duidelijk voorbeeld uitleggen. Helaas kwam hij op de proppen met een verhaal over hoe via risicoberekening bekeken wordt op welke verkeerspunten ze verkeerslichten zetten of een zebrapad, etc. Het risico dat waren het mogelijk aantal slachtoffers/ doden die konden vallen als dit niet werd geplaatst. Ik zag af en toe een hoofd in mijn richting draaien. Ik wilde zo graag over die 6 mensen heen strompelen, de trappen op, de deur naar buiten maar dat deed ik niet. Want wat als de professor zich zou beledigd voelen. Ja, ik kan je zeggen dat de rit naar huis niet prettig was.

Doorheen cursussen zijn er altijd stukken leerstof waarbij ik even moet slikken en diep ademhalen. Stukken waarbij ik moet studeren met Saar voor mijn ogen. Waar ik verschillende dokters haar zie helpen of toch proberen te helpen. Alle handelingen die ik lees, proberen zij uit te voeren maar niks helpt. Ik zie hoe ze Saar uit haar shocktoestand proberen te helpen. Ik zie ze de ene mogelijkheid na de andere proberen. De pagina's tekst blijven komen maar niks helpt. Ik leer over hechtingen zetten. Alles dat ik kan zien, zijn chirurgen in hun groen pakje die Saar nog proberen dicht te hechten maar mislukken. Nee, geen mooie spanningsreducerende hechting maar een gaasje om de opening af te dekken.

'Verlies'

Het doet pijn. Elke dag heb ik pijn.
Al loop ik 's morgens glimlachend naar je toe, heb ik pijn.
Het is niet altijd zichtbaar, het is niet altijd oppervlakkig.
Maar het is er wel.

Ik sta er mee op en ga er mee slapen.
Overdag kan ik het negeren, wegduwen maar 's avonds duwt de pijn dubbel zo hard terug.
Ik bouw aan een muur. Een muur die het verlies en pijn scheidt van mijn bewustzijn.
Elke dag zet ik een steentje bij en voel ik mij meer en meer verwijderd van de 'echte' wereld.

Elke avond moet ik vechten om die muur te behouden, om de pijn buiten te houden.
Maar soms verlies ik die strijd, soms geef ik mij gewonnen, soms moet je het wel eens toelaten.
Soms moet ik het mij toch realiseren dat jij er niet meer bent.
Dan keer ik terug in de echte wereld, voor heel even en heel alleen.


Al ga ik met je stappen. Al ga ik met je feesten.
We maken plezier en kunnen lachen.
Maar echt gelukkig zal ik nooit meer zijn.
Ik kan blij zijn, ik kan vrolijk zijn.
Maar echt gelukkig kan ik nooit meer zijn.

Een beetje voorbarig? Ik dacht het niet.
Geluk wil je delen met mensen waarvan je houdt.
Ieder moment van geluk wordt overspoeld door
schuldgevoel, pijn, angst, woede en verdriet.Saar, jij leeft samen met mij.
Ik neem je mee overal waar ik heen ga.
Zo hou ik jou in leven.
Echt weten, bewust stilstaan, dat jij niks maar zal meemaken.
Geeft mij een reden om op te houden.Meer dan 500 dagen zijn reeds gepasseerd.
Elke dag is er één teveel.
Elk Nieuwjaar is er één teveel.
Elke Verjaardag is er één teveel.
Elk levensjaar is een jaar dat ik jou zou willen schenken.
Dus nee, er is geen 'gelukkig' meer.
Alleen een ruimte, een afstand, een tijd, die groter wordt.

21 jaar, zo oud ben ik.
Een leeftijd waar je uw leven plant. Toekomstplannen vastlegt.
Nee, dat zit er niet meer in.
Ik leef van dag tot dag. Toekomst daar mag ik niet aan denken.
Elk toekomstplan brengt pijn met zich mee.
Paniek en verdriet overmant elke gedachte.
Hoe kan ik nu nog leven, hoe kan ik nu nog verder?
Als jij daar niet meer bij mij bent?

Broadchurch

Ik voel mij slecht, niet goed dus in de plaats van onmiddellijk proberen te slapen (wat toch niet zou lukken), heb ik besloten mijn gedachten neer te schrijven. Papa en ik hebben juist een serie afgekeken nl. Broadchurch. Ik ben er niet goed van. De serie bevat twee seizoenen. In het eerste seizoen wordt Danny Latimer dood terug gevonden. Gedurende het gehele seizoen wordt de moordzaak stukje bij stukje opgelost. Tijdens het tweede seizoen vindt de rechtszaak plaats.
Dit gehele seizoen heeft mij meegenomen omdat ik mezelf kon zien. Het is (bijna) een exacte weerspiegeling over ons. Als je u dus afvraagt hoe moet dat voor die mensen zijn?
Ik raad u aan bekijk de serie en je zult het zien. Zelf kan ik nog niets over het proces zeggen aangezien die nog lopende is. Al wat ik kan zeggen is, wat je daar ziet dat hebben wij ook meegemaakt. Misschien niet zo openbaar maar achter de schermen. Is dat beter? Ik weet het nog zo niet. Ik denk dat we vaak fout begrepen zijn omdat mensen niet de hele waarheid kennen. Mensen krijgen flarden, halve waarheden via de media toegespeeld. Is dat genoeg om een oordeel te vellen? Nee, voor mij niet. Voor sommigen wel. In het dagelijkse leven doen we het massaal.
Één blik op iemand werpen, volstaat om een oordeel te vellen maar het is nooit genoeg om er een verhaal van te maken.
Het is dat verhaal die de persoon maakt.
Het is dat verhaal die inhoud geeft aan uw oordeel.

Zelfreflextie

Ik krijg vaak te horen, hoe moedig ik ben.
Moedig dat ik al mijn gevoelens en ervaring met de wereld wil delen.
Moedig omdat ik ben blijven studeren na het ongeval van Saar.
Moedig om naar het proces bij te wonen.

Ik vind mezelf niet moedig. Ik vecht. Ik vecht voor Saar, voor mijn zus, voor haar bij mij te kunnen houden. Ik vecht zodat haar dood niet voor niets is. Ik vecht zodat haar herinnering blijft bestaan alsof ze nog steeds hier zou zijn.

Ik krijg vaak te horen, hoe sterk ik ben.
Sterk omdat we zo'n herdenkingstocht op poten kunnen zetten.
Sterk omdat ik mij blijf inzetten voor anderen.
Sterk omdat ik gewoon blijf gaan.

Maar ik voel mij niet sterk. Ik voel mij zwak en klein, een beetje zielig zelfs.
Zwak en klein door een wereld die over je heen rolt. Ze laat je voelen alsof waar jij voor staat en waar jij voor vecht niets te betekenen heeft.
Zielig door het feit dat ik 's avonds in bed lig. Mijn ogen gesloten. In mijn hoofd is er veel onrust. Ik schreeuw. Ik ben boos. Woedend op de man die ons dit heeft aangedaan. Woedend omdat wij niets te zeggen hebben. In mijn hoofd kan ik mij laten gaan.
Dan open ik mijn ogen en de wereld rond mij is donker en stil. Alleen mijn hartslag in mijn keel en mijn samengeknepen knuffel is wat veranderd is. Die overgang van luidruchtigheid, iets groots naar complete stilte, iets kleins. Dit zorgt ervoor dat ik mij zielig voel.

Ik zal jullie proberen uit te leggen waarom.
Sinds dat Saar gestorven is, ben ik veranderd. Iemand verliezen, verandert je.
Vroeger wanneer mijn wekker afging, na 2 keer uitslaan, stond ik op zonder al te veel moeite.
Nu sla ik mijn wekker voor een halfuur lang uit. Ik raak maar niet wakker, ik heb ook geen zin om op te staan. Opstaan en mij omkleden is één van de moeilijkste taken van de dag. Posttraumatische stress noemt mijn papa dat. Bij hem uit zich dat door niets te kunnen onthouden, ik verwaarloos mezelf. Ik vind het moeilijk en lastig om mezelf te verzorgen. De douche in te stappen, mijn haar te doen, mezelf op te maken.
Ik ben gestressed, ik kan geen taken/ dingen meer loslaten en aan de kant leggen. Ik ben zo aangeslagen en ontdaan als mensen een stomme opmerking geven. Ik lig er wakker van. Vroeger was ik vrij zeker van mezelf en wist waar ik stond. Smijt nu met een propje papier en ik ben van mijn voetstuk geslagen.

Ik frustreer mij aan die veranderingen. Ik ben gefrustreerd en teleurgesteld in mezelf, in die verandering. Het trekt mij naar beneden en éénmaal eraan toegegeven, zak ik in die put.
En dan kan je wel denken; 'Jah, als je gefrustreerd bent, doe er dan iets aan?!'
Wel ik kan je al meedelen dat dit niet zo gemakkelijk is als het lijkt. Ooit al eens geprobeerd jezelf te stoppen of af te remmen als je van een berg valt. Je voeten in de aarde vastpinnen en je vast proberen te grijpen aan de enkele grassprietjes die er zijn langs de weg naar beneden. Heel moeilijk, je stopt pas tot je aan de voet van de berg ligt. Zo voelt het voor mij als ik mezelf wat rust wil geven, even tot mezelf wil komen. Van het moment dat ik toegeef, voel ik de aarde onder mijn voeten wegglijden. Het is ook nodig om af en toe gewoon eens niets te doen. Voor mij is dat series kijken. Ontspannend maar voor het afgelopen jaar is het ook een toevluchtsoord geworden. Een wereld waar ik kan instappen om mijn eigen miserie te kunnen vergeten. En dit is wat mij naar beneden laat glijden. Hoe langer ik in die wereld blijf, des te moeilijker het is om terug tot realiteit te komen. Het is moeilijk voor mij om die wereld te moeten sluiten en terug verder te gaan in de realiteit.
Dit is het moment waarop je terug op je benen gaat staan aan de voet van de berg en de weg ziet die je terug helemaal moet afleggen. De weg om uit het dal te kruipen, terug bij je vrienden en familie te raken.
Je begint jezelf op te warmen. 'Komaan ge kunt het, gewoon doen. Eraan beginnen, dan ga je blij zijn als het gedaan is.'
Je neemt een aanloop. Je begint te lopen, de helling op. Maar het lukt je niet. De aarde is te glibberig. Je glijdt terug naar beneden, terug het dal in.
Dit is hoe het voelt voor mij keer op keer, opnieuw moeten beginnen. Mijn moed bijeen te moeten sprokkelen. Mijzelf terug zien vallen en er niks aan kunnen doen. Gewoon omdat ik het niet kan. Soms kan je gewoon niet meer. Het is al moeilijk genoeg om aan jezelf toe te moeten geven dat het niet lukt. Laat staan als je omgeving u dan blijft pushen om verder te zetten, door te blijven gaan ook al weet je dat je niet meer kan.
Denk nu niet; 'Ze noemen dat grenzen verleggen'. Want neen, dat is het niet. Niet in dit opzicht, dan duw je mensen alleen nog maar dieper. Dieper in een depressie, in een burn-out, etc...

Ik ben alleen tijdens de weg terug naar boven. Ik voel mij strompelen maar geen hand om mij te ondersteunen. Ik zie jullie wel staan, klaar om mij te helpen, maar de afstand tussen ons is zo ver. Mijn verdriet houdt ons apart, duwt ons verder uit elkaar. Daarom voel ik mij zo alleen.

18u

Donderdag 17 december 2015 zit ik aan de keukentafel te studeren. Algemene parasitologie, hoofdstuk protozoa. Mama vertrekt naar haar werk rond 17u30. Het schemert buiten. Saar komt straks thuis... Ik ben eens benieuwd naar welke film ze nu is gegaan. Eerst nog wat verder studeren.
17u45. Saar zal waarschijnlijk bijna thuis zijn, ik zal ze eens een berichtje sturen om te vragen hoe laat ze thuis komt. Misschien kan ik ze voeren naar de dansles dan moet ze zich niet haasten en mama zal blij zijn dat ze dan niet in het donker moet fietsen. Oh my god, dat gaat de eerste keer zijn dat ik Saar ga voeren alleen in de auto. Saar gaat content zijn. Ik zal ze verrassen.
18u. Saar heeft nog steeds niet geantwoord op mijn sms, ik begin ongedurig te worden. Ze heeft mijn sms waarschijnlijk niet gezien/ gevoeld aangezien ze aan het fietsen is. Ik probeer mij verder te focussen op mijn cursus, het stukje Histomonas.
18u15.Nog steeds niks gehoord van Saar. Ik vind het wel raar want ze had gezegd rond 17u30 thuis te zijn. Ze ging achter de film onmiddellijk vertrekken naar huis want ze wilde zeker op tijd in de dansles zijn. Ze moest haar nog omkleden en zeker een halfuur rekenen om naar de dans te fietsen. Misschien heeft ze beslist langer te blijven bij haar vriendinnen en niet naar de dansles te gaan. Ik zal ze toch eens bellen... Ze neemt niet op. Ik zal toch maar een berichtje sturen dat ik haar zal voeren naar de dansles. Alleh als ze nog wilt gaan tenminste. Ik probeer mij verder te focussen op mijn slides. Ik kijk regelmatig op mijn gsm om te zien of ze al iets terug gestuurd heeft. Ik begin te piekeren, mijn hartslag tot in mijn keel. Ik bel Saar nog eens, weer voicemail. Godverdomme eh! Waarom pakt die nooit haar gsm op! Pff... Er zal wel niets gebeurd zijn zeker. Ma nee, dat kan niet. Komaan Stien, focus op die parasieten. Scenario's verschijnen in mijn hoofd. Om te kalmeren, begin ik luidop tegen Falko, onze hond, te praten. Komaan Stien, ge zijt weer aan het overdrijven. Ze heeft haar lichten meegenomen. Die is waarschijnlijk het uur uit het oog verloren en is zich nu mega aan het haasten om op tijd thuis te zijn. Maja... Ziet dat ze is omvergereden... Dan moet ik toch al iets gehoord hebben van de ambulance ofzo... Ma nee, dat kan niet. Stien, ge moet zo niet overdrijven. Saar gaat hier ieder moment binnenkomen. Of zou ik toch mijn brommer nemen om te gaan kijken. Oh my god, ze gaat daar liggen eh! Stel je voor dat er iemand haar heeft omvergereden en daar langs de kant van de weg heeft achtergelaten. Zoals die jongen, Dylan na zijn examens 2 dagen geleden. Ondertussen was ik al aan het ijsberen. Heen en weer, heen en weer. Ik ga mijn brommer pakken, maja ziet dat ze dan thuis komt als ik weg ben. Maja ik zal ze wel tegenkomen zeker.
18u40. Ik ga eerst bellen naar mama. Die zal mij wel geruststellen. Dat ik mezelf weer ben aan het opjagen voor niks. Ik ben gewoon aan het overdrijven. Ik bel mama...
"Jah mama! Tis Stien hier eh! Zeg, Saar is nog niet thuis. Ik heb ze al 2 keer gebeld maar ze neemt niet op. Tzal wel niks gebeurd zijn zeker?"
"Hoe, Saar is nog niet thuis? Ik heb ze nog zien passeren op de fiets als ik vertrok."
"Wanneer heb je ze gezien? En waar was dat dan? Weet je wel zeker dat het Saar was?"
"Ik dacht toch dat het Saar was, ze was bijna bij de La Palma. Ik heb niet getutterd omdat ik niet zeker wist of dat Saar was."
"Maja, heb je gezien of ze een groene handtas meeheeft? Het zal wel Saar niet geweest zijn zeker anders ging ze al lang thuis zijn. Mama, ik vind dat hier niet tof eh! Ik zit al met worst-case-scenario's in mijn hoofd. Zoals met die jongen, Dylan die maandag is gevonden in de gracht. Mama, ik ga ze gaan zoeken met mijn brommer."
"Ja, ik weet het niet eh! Het was al donker aan het worden dus ik kon het niet zo goed zien. Ik zal anders nog eens bellen naar Saar. Stien, het is misschien beter dat je thuis blijft. Stel dat je ze gaat zoeken maar dat ze dan juist thuis komt."
"Oke, ik ga thuis blijven. Ga je mij terug bellen als je ze bereikt hebt?"
Ik blijf verder zeveren tegen Falko die mij met vragende ogen zit aan te staren.
18u50. De thuistelefoon gaat. Alle gedachten vliegen door mijn hoofd. Oh my god, dat gaat de politie zijn of de spoed. Mijn maag keert. Ik neem op.
"Hallo. U spreekt met Stien Gevaert, met wie spreek ik?"
"Jah, Stien. Tis hier papa eh. Euhm, ik heb zojuist telefoon gehad vant spoed. Saar is omvergereden."
"Ze is toch niet dood? Is het erg?"
"Nee, ze leeft nog. Ze hebben enkel gezegd dat het ernstig is. Ze ligt in het heilig hart ziekenhuis. Ik ga er binnen 15 min zijn. Kan jij met je brommer naar daar rijden of moet ik je komen halen?"
-Er gaat een golf van opluchting door me heen. Ik weet nu tenminste wat er met Saar is gebeurd.-
"Oh papa, ik ben blij dat je belt. Ik zit hier al een uur van alles te denken. Merci voor te bellen. Ik zal wel met mijn brommer gaan dan zijn we er sneller. Weet mama het al?"
"Ja, ik heb juist met mama gebeld. Die ging ook naar het ziekenhuis komen. Dan zien we elkaar in het ziekenhuis. Tot straks."
Telefoon gesprek beëindigd. Ik moet kalm blijven! Ernstig kan vanalles zijn, het zal wel niet zo erg zijn. Oke, Oke, adem in, adem uit. Oke, brommer buiten zetten, vest aandoen, helm, handschoenen, sleutels. Alleh Falkootje, flinke hond zijn eh! En ik loop naar buiten.
Ik sta met de voordeur in de hand als mijn gsm gaat. Mama.
"Ja, mama. Papa heeft gebeld. Ik ga nu vertrekken met mijn brommer. Papa zegt dat het ernstig is. Weet jij meer?"
"Stien, Stien. We gaan u komen halen. Je mag zo niet gaan rijden met de brommer." -Ik hoor ze snikken- "Stien, Frank en Veerle zijn mij komen ophalen. Het gaat niet goed met Saar. Bea heeft haar moeten reanimeren ter plaatse. Ze ademde niet meer."
Mijn wereld stort in, dit komt te hard aan. Ik begin te schreeuwen, ik zak op de grond, half hangend nog aan de deur. Pijn vult mijn borstkas, ik kan mezelf niet meer beheersen. Ik gruwel het uit van pijn, verdriet en ongeloof. Want toen mama die woorden zei, wist ik eigenlijk al, wat later die avond zou gebeuren, Saar is dood.


21u15

Ik hoorde mama aan de andere kant van de telefoon zeggen: 'Ga
naar de buren, vraag of zij jou willen voeren. Je mag niet met de brommer.'
Ik was in twijfel. Ik wilde met de brommer, alleen zou ik er sneller zijn. Met de
auto zou er file zijn, parkingplaats zoeken. Ik kan wel helder genoeg denken om
te rijden. Ik wilde geen hulp vragen.
Net op dat moment kwamen de buren naar buiten. Hun oudste zoon ging net
vertrekken met hun jongste kleinkind. Ik raapte mijn moed samen. Ik duwde me
van de voordeur af, waar ik me zo stevig aan vasthield. Gewoon de oprit oversteken.
Ik liep naar hen toe en duwde mijn gsm in Marijke haar handen.
'Saar is omver gereden, ze ligt int spoed. Ze hebben haar moeten reanimeren.
Het is mama aan de telefoon.'
De paniek sloeg toe bij het uitspreken van die woorden. Ik kon amper blijven
rechtstaan.
Saar is dood. Nee Stien, Saar leeft nog. Ze hebben haar meegenomen. Ze is nog
niet dood. Ik snapte het allemaal niet meer.
Ondertussen was Marijke aan de telefoon met mama. Ze ging mij voeren. Alles
ging te traag voor mij. Toen we uit de Gudrunstraat reden, zagen we de
zwaailichten. Politie auto's, brandweer, gele linten,... Ik was klaar om uit de
auto te springen, toen ik me realiseerde dat Saar hier niet meer was. Ik kreeg
spijt, waarom was ik haar niet gaan zoeken. Als ik mijn brommer had genomen,
dan had ik ze gezien. Dan kon ik ze geholpen hebben. We reden verder. Te traag
naar mijn gedacht.
Marijke begon te babbelen. 'Stien, een hartstilstand is niet zo erg als het
lijkt. Mensen zijn flexibel, ze komen er vaak weer bovenop.'
Ik vond van niet. Ik wist wat ze bedoelde maar een jong persoon die een hartstilstand
doet, ik wist het niet. Marijke probeerde alles te relativeren, probeerde mijn
doemdenken wat te verbreken.
Uiteindelijk konden we parkeren, ik liep zowat naar de ingang. Maar de deur was
toe. De 'fucking' deur vant spoed was toe. Geen knopjes om hem te kunnen
openen. Daar stonden we te zwaaien naar de mensen binnen. Hopend dat ze de deur
open gingen doen. Er stonden verplegers in het kotje van de receptie te
babbelen. Ik werd furieus. Je gaat naart spoed en dan kan je nog niet binnen. Hoe
is dat mogelijk?! Ik begon van mijn tetter te maken. Plots kwam er een agent
toe. Hij ging daar naast mij staan, rustig. Handen over elkaar gevouwd, aan het
wachten. Ik staarde hem aan. What the fuck. Doe die deur open. Gij zijt toch
een politieagent. Zegt tegen die mensen dat ze die deur opendoen.
Gelukkig passeerde er aan de andere kant van de deur een collega van Marijke. Marijke
klopte op de deur, deed teken dat ze de deur moest openen. De collega twijfelde
maar opende dan de deur.

Ik stormde naar binnen. Naar links of naar rechts. Ik wist
dat de kamers naar rechts waren. Daar ging ik Saar vinden. Maar ik werd
tegengehouden, weggeleid naar de andere kant. Een mevrouw van het pastorale nam
ons mee. Er kwam een andere dame bij, van de sociale politie.
'Wie ben jij?' 'Euhm Stien Gevaert, ik ben de zus van Saar. Waar is Saar?'
Marijke identificeerde haarzelf ook.
Er werd niet ingegaan op mijn vraag. In plaats daarvan werd ik weggeleid naar
een kamertje. Een tafeltje, paar stoelen en een bureau met een computer.
'Ga maar zitten? Moet je een beetje water hebben?' 'Nee, danku.'
'Maar zet u maar.' 'Nee, ik sta liever. Ik kan momenteel niet zitten'
'Drinkt een beetje?' 'Nee, bedankt. Ik heb geen dorst.'
'Waar zijn jouw papa en mama?' 'Die zijn onderweg, ze zullen er niet lang meer
wegblijven.'
'Andere broers of zussen?' 'Ja, één jongere broer die zit in Gent. Papa heeft
hem al gebeld.'Kort hierna kwam mama toe. Helemaal gedesoriënteerd, niet wetend wat er
gebeurde.
Daarachter papa. Hij probeerde kalm te blijven.
Er werd mij weer meerdere malen gevraagd om te gaan zitten.
Dan pas nadat mama en papa waren aangekomen, vertelde de vrouw van sociale
politie wat er gebeurd was. Een auto had Saar omver gereden, toen ze aan het
oversteken was. De bestuurder had vluchtmisdrijf gepleegd. Papa vloekte. 'Godverdomse
klootzak.'
Mama werd eerst boos. 'Saar toch, Saar toch, waarom moest jij daar oversteken?
Waarom, ge weet toch dat daar druk is? Waarom rijd je niet gewoon door?'
Ik absorbeerde gewoon. Ik werd gefrustreerd op mama. Waarom moest zijn nu boos
worden op Saar. Er steken daar elke dag mensen over. Elke dag steken daar leeftijdsgenoten
van Saar over. Vriendinnen van haar. Ik snapte het niet goed.Kort daarna kwam er een dokter/ chirurg toe. Weer werd mij gevraagd te gaan
zitten. Nee, ik wil staan.
Het was niet goed. Ze hadden Saar niet kunnen stabiliseren ter plaatse. Haar
bloeddruk bleef maar dalen. Nu nog steeds, hadden ze het nog niet omhoog
gekregen.
Hij benadrukte dat er weinig hoop was. Meerdere interne bloedingen. Milt,
lever, twee bekkenbloedingen. En dan hadden ze haar hoofd nog niet onderzocht.
Ze gingen toch proberen te opereren om de bloedingen te stoppen. De kans was
klein dat ze die ging overleven. En als ze dat ging overleven, was de kans heel
groot dat ze een plantje ging zijn.We mochten haar zien. Alleh beter gezegd, de dokter wist niet zeker of Saar er
nog ging zijn of dat ze al weg was naar de OK. We stapten richting de kamers. Ik
wilde lopen. Waarom lopen mensen niet, komaan!
De dokter liep een kamer in. 'Ze is al weg. Misschien staan ze nog te wachten
op de lift?' Hij liep naar de lift. Ze was al weg. We hebben ze niet meer
gezien. We hebben haar geen woorden en een aanraking meer kunnen geven. We
hebben haar geen sterkte, moed, liefde en kracht meer kunnen inspreken. Het had
waarschijnlijk niet veel uitgemaakt voor haar, dat weet ik niet. Maar het had
veel voor ons uitgemaakt.

We werden terug naar het kamertje geleid. Hoe langer de
operatie duurt, hoe beter. We belden familieleden op. Wat gingen we doen met de
oma's en opa. Konden zij het wel aan om dit te horen. Zouden we niet beter
wachten om het te vertellen tot de operatie beëindigd was. Uiteindelijk moesten
we wel nonkel en tantes sturen want het ongeval was al op het nieuws. Beter van
ons, dan van het nieuws...
Ik wilde bellen naar Sil maar ik mocht niet van de mevrouw van de sociale
politie. Sil mocht niet weten hoe erg de toestand was van Saar zolang hij niet
hier was. Ik mocht hem niet bellen omdat hij zou weten aan mijn stem en gedrag
dat het niet goed was. Ow my fucking god! Ik wilde mijn broer bellen over onze
kleine zus. Hij heeft toch wel het recht dit te weten. Evengoed is Saar dood
tegen dat hij hier is. Hij moet iemand
van ons horen. Uiteindelijk belde ik hem op. De mevrouw van de sociale politie
stond naast mij, instructies te geven of beter gezegd te kwetteren. Toen Sil
opnam en ik de bangheid en ongerustheid hoorde in zijn stem. Schoten de tranen
in mijn ogen. Mijn stem begon te trillen. 'Ge moet rustig blijven eh Sil, maar
tis niet goed. Tis niet goed.', was alles dat ik kon uitbrengen. Want ik mocht
niks zeggen. Sil antwoordde: ' Stien, daar word ik niet rustig van.'.
Ondertussen zat de mevrouw van de sociale politie te zwaaien om mijn telefoon
af te geven. Dat heb ik dan maar gedaan. Ik ben daar nu nog steeds boos om.
Waarom mocht ik niet laten zien dat het erg was. Waarom zou ik niet mogen wenen
aan de telefoon. Nee, ik moest hem in het duister laten tasten. Terwijl
vriendinnen van Saar hem al berichten aan het sturen waren. Vragen over wat er
was gebeurd. Op een gegeven moment begonnen mensen hem al sterkte toe te
wensen.

De klok tikte door. Geleidelijk aan kwamen nonkels en tantes
toe. Ik ijsbeerde heen en weer, heen en weer. Saar is dood. Nee, Saar is niet
dood. Saar overleeft dat wel. Saar is dood. Legt u daar gewoon bij neer. De
kans was te klein maar het is toch een kans. Straks mag ik naar haar toe gaan.
Daar zou ze liggen in een bed vol met draden. Nee, Saar is dood. Ik slingerde heen en weer tussen hoop en realiteit.
Op een gegeven moment vroeg de mevrouw van de sociale politie de naam van de
directeur van VMS. De school van Saar en waar ik ook heb gezeten.
'Wat is de naam van de directeur?' 'Euhm ik weet het niet meer. De
onderdirecteur zijn naam is Vanrobaeys.'
Na enkele seconden vroeg ze dit opnieuw. 'Ik weet het niet meer.'
Na de derde keer dat ze het vroeg, begon ik mijn geduld te verliezen. Als ik
het niet weet dan weet ik het niet eh! Dat heeft geen nut om dat vijf keer
opnieuw te vragen. En trouwens zo belangrijk is dat nu ook niet eh. Uiteindelijk
is ze dan tot inzicht gekomen en heeft ze het opgezocht op de computer.
Hallelujah!
Ik keek op mijn horloge. Één uur is nog niet genoeg, het moet langer. Ze mogen
niet binnenkomen. Ik bleef ijsberen. Ik hield de deur in het oog. Vanaf het
moment dat er iemand in een groen pakje passeerde, snelde ik naar de deur. Klaar
om die dicht te slaan. Want nee, ze mochten nog niet binnen daar was het nog te
vroeg voor. Te vroeg is geen goed teken. Ik stond vaak aan de deuringang. Het
viel me op hoeveel verpleging passeerde en enorm bleef staren in de kamer. Ik stoorde mij eraan. Later kwam het uit
waarom dit kwam. We zaten in een 'eetkamer' waar het personeel normaal zit
tijdens hun pauze.
Ik stuurde een bericht naar Sil. Nog niks gehoord dus dat is een goed teken.
Dat was rond 20u30. Één uur en een half aan het opereren dat moet langer. Zeker
vier uur. Komaan Saar, geef niet op. Je
kan het. Ze mochten niet binnenkomen, niet zolang Sil hier nog niet was.

We hadden de twee uur gehaald. Op een moment dat ik het niet
verwachtte, draaide ik mij om en stonden er twee grote mannen in het groen aan
de deur. NEE!!!
Ik rende tussen de twee naar buiten. Ik wilde weglopen, lopen, lopen, lopen. Er
liep zowat vijf man achter mij. Dus ik stopte mij weg in het hoekje van de
gang. Ik duwde mij tegen de muur en maakte mij zo klein mogelijk. Ik duwde mijn
oren toe zo hard ik maar kon. Ik sloot mijn ogen. Er werd aan mij getrokken. Mijn
schouder, mijn arm. Ik stribbelde tegen. Fucking laat mij gerust! Laat mij
gerust!
'Ze is dood.' Is het enige wat ik kon uitbrengen. Twee uur is niet genoeg. Twee
uur was niet genoeg. Nee dat kan niet. Ook al duwde ik zo hard ik maar kon mijn
oren dicht, ik hoorde een stem zeggen:
'Wie weet komen ze met goed nieuws. Saar leeft nog.'
Ik hoorde enkel maar dat laatste. Saar leeft nog. Zou Saar nog kunnen leven.
Misschien zou ik toch moeten gaan luisteren. Ze leeft nog. Door die woorden
kreeg ik terug een sprankje hoop. Haalde ik mijn handen van mijn gezicht. 'Saar
leeft nog?' vroeg ik. Uiteindelijk trokken ze mij recht. Eigenlijk wist ik wel
dat ze was overleden maar het is dat sprankje hoop dat je rechttrekt. Voor ik
binnenging, kreeg ik te horen: 'Ga naar binnen. Je moet er zijn voor je ouders.'
Ik ging naar binnen maar werd totaal genegeerd. Ik ging zitten en probeerde te
volgen wat de chirurgen nog zeiden. Ik kon er niet uit afleiden of ze nog
leefde of niet. Ik vroeg iets aan de chirurgen maar er kwam geen reactie. Ze
vertrokken. Iedereen was/ begon te wenen.
Saar was dus wel gestorven.
Ik probeerde de realiteit te vatten maar die is te hard. Mijn hersenen
schakelden over naar 'coping mechanismen'. Ik ging terug naar buiten in de
gang. Ik begon terug te ijsberen. Yetti, de vriendin van Sil was daar ook. We
begonnen samen herinneren op te halen over de laatste zomer. Over hoe Saar was,
over hoe het niet kon zijn.De mama van Yetti was naar de ingang van het spoed gegaan. Te wachten tot Sil
ging aankomen. Tegen 22u hoorde ze de verplegers tegen elkaar zeggen dat ze
voor vanavond niemand meer gingen binnenlaten. Dat liet ze natuurlijk niet
gebeuren.
Sil wist nog van niets toen hij aankwam. Maar toen hij onze gezichten zag, wist
hij genoeg.

Rond 22u30 kwam iemand ons vertellen dat als we Saar nog
eens wilden zien, we nu mee moesten gaan. De weg naar Saar was hels lang. We
liepen langs gebouwen, door deuren, trappen naar boven. Toen kwamen we bij een
grote deur die werd geopend. Enkele stappen en dan naar links. Een dun gangetje
met wat rekken. Achter drie meter een grote opening die kon worden afgesloten
met een gordijn. Om die hoek lag Saar in een bed. Ik durfde eerst niet te
kijken. Ik ging heel traag opzij zodat ik beetje bij beetje meer van de ruimte
kon zien.Dat was Saar niet... Dat was Saar niet... Dat kon Saar niet zijn. Ik zakte door
mijn knieën. Ze hadden de kracht niet meer om mij te dragen. Het lichaam die
daar lag dat was Saar niet. Dat was een modelpop. Ik wilde alles laten
doordringen. Even mezelf niet meer onder controle proberen te houden. Maar ik
werd vastgenomen en omhoog getrokken door de mama van Yetti. Ze omhelsde mij zo
hard dat ik gewoon niet anders kon dan te stoppen met huilen en mezelf te kalmeren
want ik kreeg amper lucht.
Ik liep dichter naar Saar toe. Het was Saar niet meer. We konden haar enkel nog
herkennen aan de haar vingers, haar armbandjes dat ze aanhad en haar linker
oogje.
Ze had een enorme bult aan de linkerkant
van haar nek. We konden daaruit afleiden dat haar nek in twee was gebroken. Haar
hoofd was helemaal opgezwollen en blauw door het vocht uitsijpeling en de klap.
Ze ging nooit meer wakker geworden zijn.
Haar buik was zo dik. Ik snapte niet waarom. Later ben ik te weten gekomen dat
dat kwam doordat ze Saar niet meer helemaal hebben 'toegekregen'. Ze hebben een
gaasje moeten gebruiken om de opening af te sluiten.
De verpleging die daar aanwezig was, wist niet hoe ze hier mee om moesten gaan.
Sommige bleven staan en staren. Anderen liepen onwennig weg. Er was één
verpleger die wat rond draaide in dat gangetje. Ik was aan het zeveren tegen
Sil over dat ik nu wel een borrel zou kunnen gebruiken. Onmiddellijk daarna
vroeg die verpleger of hij ons iets kon aanbieden om te drinken.

Na een tijdje hadden we de moed verzameld om terug te
vertrekken. Net buiten de grote deur stond een politieagent te wachten. Kogelvrije
vest, gewapend. Toen we passeerden, hield hij ons tegen.
'Ik zou het nummer van het funerarium nodig hebben.' Vroeg hij. Ik schoot in de
lach. Oeps, ja ik heb een politieagent in zijn gezicht uitgelachen. Ik
antwoordde: 'Euhm nee, ze is lik nog maar twee uur dood. Hoe kunnen wij dat nu
al weten?!'
De politieagent ging verder. 'Het lichaam is vanaf nu verzegeld. U kan haar niet
meer zien tot het onderzoek is afgerond. Er zal een dokter haar onderzoeken om
te bepalen of het ongeval de doodsoorzaak is.' En dat was het zowat. Mijn mama
sloeg in paniek, ze begon te brabbelen. 'Huh, wat? We mogen ze niet meer zien?'
De dame van de pastorale kwam ertussen. 'Bedankt voor uw mededeling. Maar ik
zal het de mensen wel even wat duidelijker uitleggen. We liepen verder. Sterk
verontwaardigd. Mijn nonkel passeerde als laatste de politieagent. Hij schudde
hem de hand. 'Hebben jullie geen cursus over medeleven en begrip?'

Rond 23u lieten we het spoed achter ons en vertrokken naar
huis. Toen we op het kruispunt stonden met de auto, hebben we daar even
stilgestaan. We konden ons hoofd er niet rond draaien. Hoe kon dit nu gebeurd
zijn? Er is genoeg verlichting. We reden door.
Toen we aankwamen aan ons huis, stonden de andere buren ons op te wachten. Er
lag al een roos aan onze brievenbus.

Die nacht sliep ik samen met Sil. De radio speelde nog als
we net in bed lagen.
00u00 het nieuws. Er kwam een opsporingsbericht. De man op de radio riep af: 'Omstreeks
18u is er een dodelijk verkeersongeval met vluchtmisdrijf plaatsgevonden in
Gits. De jonge fietser S. Gevaert is in kritieke toestand afgevoerd naar het
ziekenhuis maar is later aan haar verwondingen overleden.
De dader reed in een donker bestelwagen weg richting Lichtervelde. Er wordt
gevraagd contact op de nemen met de politie als u tips of aanwijzingen hebt.


Hoe gaat het?


Hoe gaat het? Hoe
gaat het, is een heel simpele vraag. Maar het antwoord is zo moeilijk.
Vroeger zei ik altijd 'Ahja goed goed!' of 'Jua cva'. Het standaard antwoord
waar iedereen blij mee is.
Maar nu als iemand mij die vraag stelt, weet ik niet wat te antwoorden. Ik moet
er echt over nadenken. Dan wring ik het simpele antwoord uit mezelf.
'Jua...Dat gaat redelijk.'
Woorden die eigenlijk ook niets menen. Kort en bondig, niet te diepgaand.

De eerste keer dat ik
die vraag terug hoorde, was op school onderweg naar een practicum. Iemand waar
ik al af en toe eens een praatje mee had gemaakt.
'Hoe gaat het nog?' vroeg hij.
Ik woog de antwoorden af in mijn hoofd. Welk antwoord zou het beste zijn? Wist
hij überhaupt dat ik Saar was verloren? Wat moet ik dan precies gaan zeggen?
Wat wil hij weten?
Dus ik koos voor het antwoord: 'Ja, alles goed!' -Smile-
Dat lokte toch de verkeerde reactie uit. 'Nou, echt?' Dat kwam er nogal
aarzelend uit en met een verbaasd gezicht.
Jah, fout antwoord blijkbaar. Dus verbeterde ik me snel.
'Alleh ja, voor zover dat dat mogelijk is.'
Dan ben ik maar snel begonnen over iets anders.

Nu, achter één jaar
weet ik nog steeds niet hoe het met mij gaat. Deze week kreeg ik deze vraag
weer opnieuw. 'Hoe gaat het?'
Hoe moet ik dat nu weten, hoe gaat het? Ik weet niet eens hoe het met mij zou
moeten gaan.
Ik doe alleen maar verder, net zoals iedereen. Automatische piloot zonder al te
veel na te denken. Of dat probeer ik toch. Dus dat ik ook wat ik dan antwoord.
'We doen verder.' Ik herhaal dit een tiental keer.
Ik kan niet omschrijven hoe het met mij gaat, eigenlijk gaat het niet goed. Het
zal ook nooit meer echt 'goed' gaan. Op sommige momenten zal het beter gaan en
kan ik wel blij zijn. Maar achter iedere lach, zit er toch een kraak, een
ongelukkig gevoel.

Je wilt mensen er niet teveel in betrokken. Je weet ook niet wat zij van jou willen horen. Zijn
ze echt geïnteresseerd of stellen ze de vraag uit beleefdheid? Herinneren ze
zich nog wat ik heb doorgemaakt? Wil ik er wel over beginnen?
Het is moeilijk om er luidop over te babbelen. Dat motortje in mijn hoofd
blijft altijd draaien. Het is gemakkelijk in jezelf te babbelen over al je
gevoelens en gedachten. Dan moet je plots die grens over, al die gedachten
omzetten in echte woorden. Dat lukt me soms gewoon niet.

Op mijn werk (als jobstudent) heb ik er lange tijd niks van gezegd. Tot op een dag dat één van de
vaste werknemers vertelde dat ze een neef verloren had in een verkeersongeval.
Ik wilde laten weten dat ik met haar meevoelde. Toen heb ik voor mezelf een
grote stap gezet. Vertellen dat mijn kleine zus dood is. Luidop.
'Mijn kleine zus is ook gestorven in een verkeersongeval, ze was met de fiets.'
Ik werd overwelmd door emoties, ik kon mijn tranen niet tegenhouden. Ik kon
niks meer uitbrengen. Ik kreeg amper lucht. Ik moest even kalmeren.
Vaak durf ik het niet te vertellen aan mensen. Ik ben bang dat ze mij anders
gaan behandelen. Mij niet meer gaan zien zoals ze mij eerst zagen. Ik wil ongemakkelijke
situaties vermijden.

Hiermee wil ik niet zeggen dat het beter is dat om te doen alsof er niets gebeurd is.
Helemaal niets zeggen of vragen, doet het lijken alsof wat je hebt meegemaakt niet veel
voorstelt. Alsof je er alleen voor staat.
Normaal doen maar af en toe eens laten blijken dat je je het nog herinnert, kan
al veel veranderen. Een glimlach, een schouderklopje, een knuffel, een woord.
Dan kunnen we weer verder doen met wat we bezig waren maar met wat meer moed.


Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin